|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
25 Onaangetaste laaggrenzen
|
Menu | terug |
De laaggrenzen (de overgang van de ene sedimentlaag naar de volgende) van geologische formaties, die vaak een ouderdomsverschil van duizenden en meer jaren wordt toegeschreven, vertonen in de regel geen of slechts geringe oppervlakte-erosie, bioturbatie of humusvorming. Het is niet voor te stellen, dat het oppervlak van een aardlaag gedurende duizenden jaren onaangetast zou zijn gebleven door weersinvloeden, voor zij door een volgende laag werd overdekt. Daarom moet het grootste deel van de wereldwijde sedimentlagen in dagen, jaren en decennia ontstaan zijn.
De meeste sedimentlagen zijn schuingelaagd, gesorteerd en/of fossielen bevattend.
Voor het ontstaan van deze sedimentlagen zelf kunnen nooit miljoenen jaren geïnterpreteerd worden. Nu komt de vraag op, hoe groot de tijdsruimten tussen het ontstaan van de ene en de daaropvolgende laag zouden kunnen zijn.
De volgende kentekenen, die alle op een snelle afzetting wijzen, zijn kenmerkend voor de meeste geologische grenslagen:
a) Onvoldoende geërodeerde oppervlakken (1): Wanneer een oppervlak over langere tijdsperioden aan verwering is blootgesteld, zal zij eroderen. Water en wind vormen door inwerking ongelijkmatige en ingesneden oppervlakken. Hoe langer de inwerking van het weer, des te duidelijker worden de oneffenheden en kloven. Reeds na enkele tientallen jaren vindt men in de regel markante veranderingen aan de oppervlaktes. Hoe kunnen de laaggrenzen in geologische formaties, die zogenaamd een leeftijdsverschil van vele 10.000en jaren aangeven, grotendeels totaal onaangetast zijn gebleven?
b) Weinig of geen bioturbatie (2): Op de bodem van de zee of het meer huisvesten zich na enige tijd planten en dieren, die daar hun sporen achterlaten. Wortelvorming van planten, graafsporen van boormossels en andere gravende dieren, wormgaten enzovoorts. Wanneer zo'n oppervlak door sedimenten bedekt wordt, kunnen deze sporen gefixeerd worden. Ontbreken deze sporen, of zijn zij maar spaarzaam voorhanden, dan kan men ervan uitgaan, dat deze lagen snel zijn afgezet.
c) Grondvorming: Gecompliceerde chemische processen leiden in de loop van honderden jaren tot grondvorming. De sporen van zulke bodemvorming zijn aan het directe aardoppervlak goed vast te stellen, terwijl zich in de diepere geologische lagen nauwelijks de karakteristieke kentekenen van gevormde grond tonen. Omdat er zich in elke vruchtbare grond ijzeroxide bevindt, zou op zijn minst een zwarte of bruine verkleuring zichtbaar moeten zijn. De meeste dieper gelegen lagen moeten blijkbaar zo snel zijn neergeslagen, dat er te weinig tijd voor humusvorming bestond.
d) Voetsporen van dieren: Voetsporen in geologische laaggrenzen vindt men hoofdzakelijk in neerslagen van vulkaanas. Vulkaanas hardt zeer snel uit. Wanneer zij vochtig wordt en door de zon weer gedroogd wordt, verhardt zich het oppervlak en daarmee de voetsporen. Ook in leem, zand en andere weke oppervlakken blijven voetsporen behouden, indien zij met nieuw materiaal overdekt worden. Zelfs wanneer slechts zeer weinig grenslagen voetsporen bevatten, dan mag men ervan uitgaan, dat tenminste die lagen, die voetsporen bevatten, zeer snel ontstaan zijn.
|
|
|
|
Fossiele voetafdruk Dinosauriër |
|
Fossiel voetafdruk Dinosauriër |
|
Stelling 26 | Menu |
terug |
(1) Joachim Scheven, Karbonstudien, Hänssler Verlag, 1986, S. 71.
(2) Eugen Seibold und Wolfgang H. Berger, The sea floor, Springer Berlin, 1996.
|
(Afbeeldingen) Screenshots uit de video "The Young Age Of The Earth" door Dr. Robert Gentry. Zie http://www.0095.info/nl/index_linkenpagina.html |
|
Comment this Site!
|
|
|
|
|
|