91  Degeneratie van de menselijke taal

Menu  |  terug

Onderzoekingen aan oude talen tonen aan, dat deze vroeger complexer waren en met de tijd eenvoudiger werden. Het oude Latijn, Grieks, Hebreeuws, Chinees, Indiaanse talen enz. - hoe ver wij ook terugzien, de mensheid kon met de vroegere talen meer informatie met minder woorden doorgeven, dan bij de moderne talen. Daarbij komt, dat men met deze talen nauwkeuriger kon formuleren. Dat is in tegenspraak met het evolutionistische denkbeeld van ontwikkeling van eenvoudig naar complex.



Het blijkt dat een ontwikkeling van de menselijke taal van primitief naar hoger niet aangetoond kan worden. De talen van de zogenoemde inheemsen tonen geen zweem van primitiviteit. Ze zijn in hoge mate complex, dikwijls veel gecompliceerder dan onze Europese talen.

Het onderzoek van de inheemse talen heeft duidelijk gemaakt, dat er tussen het cultuurniveau van een gemeenschap en de structuur van hun taal geen samenhang bestaat. Dat betekent, dat een stam in nog zulke eenvoudige relaties kan leven en toch een extreem complexe taal kan hebben.

Ook de complexe structuren van de oude Sumeriërs, Akkadiërs en Egyptenaren staan in sterke tegenstelling met de vergelijkenderwijze (ten dele) extreem simpele morfologische structuren van de moderne talen, die in het huidige Europa gesproken worden. Terwijl bv in het Akkadisch duizenden synthetische werkwoordsvormen gevormd kunnen worden, vindt men in het moderne Duits een ronduit armzalig werkende vormeninventaris (1). Onder het begrip "synthetische werkwoordsvormen" verstaat men uit één woord bestaande vormen, die geen verdere omschrijving nodig heeft van hulpwerkwoorden (bv hebben, zijn, willen, mogen).


Egyptisch, Akkadisch, Hebreeuws en Grieks:

Roger Liebi onderzocht zeer oude talen, die over een grote tijdsperiode schriftelijk gedocumenteerd zijn. Onder andere de volgende talen werden onderzocht: Egyptisch (over 4000 jaar), Akkadisch (2600 jaar), Hebreeuws (3500 jaar) en Grieks (3500 jaar). De conclusie van Roger Liebi: "Waar men ook kijkt in de geschiedenis van de taal, overal kan men duidelijk een ontwikkeling zien van verval, reductie en vereenvoudiging, vooral op het gebied van de morfologie en de daarmee samenhangende fonologie. De geschiedenis van de taal is op het vlak van morfologie en fonologie gekarakteriseerd door vormdegeneratie (neerwaartse ontwikkeling)". (2)

De oorzaak daarvoor ziet Roger Liebi in de traagheid van de sprekenden. Deze traagheid leidt tot uitslijten van fonologische elementen en vandaar tot eliminatie van morfologische structuren.


De torenbouw van Babel:

In het Bijbelse verslag staat dat in het begin na de zondvloed alle levende mensen éénzelfde taal hadden. Toen de mensheid toenam, zeiden zij tot elkaar: "Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden". Waarop God als straf voor hun hoogmoed hun taal verwarde, zodat zij daadwerkelijk over de hele aarde verstrooid werden, doordat zij elkaar niet meer verstonden (3).

Het interessante aan deze geschiedenis is, dat alle culturen, die destijds over het rond der aarde ontstonden, astronomische berekeningen uitvoerden en ten dele gigantische monumenten opstelden. Iedere cultuur beschikte over een gedeelte van de gezamenlijke "informatie van de mensheid". Men kan er van uitgaan dat sedert die tijd de talen van de mensen degenereren.

De oorsprong van de menselijke talen zoeken in één enkele, zeer complexe taal (die wellicht nog ver uitsteekt boven onze moderne talen), lijkt dichter bij de werkelijkheid te komen, dan ze af te leiden van de geluiden die dieren maken (4).


Stelling 92  |  Menu
terug


(1)  Roger Liebi, Der Mensch, ein sprechender Affe?, Schwengeler Verlag, 1991, S. 48.

(2)  Ref. (1), S. 52.

(3)  Mose, die Bibel, 1.Mose 11,1-9.

(4)  Roger Liebi, Herkunft und Entwicklung der Sprachen, Hänssler, 2007, S. 272-276.



Comment this Site!