32 - 40   Chemische evolutie

Menu  |  terug

De chemische evolutie houdt zich enerzijds bezig met het ontstaan van de basisbouwstenen voor levensnoodzakelijke moleculen (aminozuren) en anderzijds met het ontstaan van biologisch actieve moleculen uit deze bouwstenen (proteïnen). De vraag hoe zich deze proteïnen tot levensvatbare cellen samengevoegd zouden kunnen hebben, blijft daarbij volledig open.


De oersoeptheorie:

Volgens de conventionele leer zou zich de eerste cel (het eerste organisme) spontaan gevormd hebben in een vloeistof (oersoep), waarin alle chemische stoffen, die voor hun bouw noodzakelijk zijn, voorhanden waren. In de evolutiebiologie wil men zich niet over de verschillende oersoeptheorieën uiten. Het ontstaan van de eerste cel zou niets met evolutie te maken hebben. Om die reden luidt de opschrift van het hier aanwezige boek "95 stellingen tegen evolutie-, oersoep- en oerknaltheorie".


Reproduceerbare resultaten:

In het laboratorium kan men verschillende prebiotische omstandigheden simuleren en daarmee overeenkomende reacties onderzoeken. De resultaten kunnen door elke chemicus gereproduceerd worden. Daarbij stuit men met het oog op de oersoeptheorie op uiterst ontnuchterende resultaten. Men neemt onder andere waar, dat zich in een waterhoudende oersoep en/of een zuurstofhoudende atmosfeer nooit lange molecuulketens kunnen vormen. Het water splitst de moleculen direct en zodra zij met zuurstof in contact komen, oxideren ze.



32  Vivum ex vivo
33  Het Miller-experiment
34  DNA (Desoxyribonucleïnezuur)
35  Polymeerchemie
36  Chiraliteit
37  Het opvouwen van proteïnen
38  Adressering van proteïnen
39  Productie van proteïnen
40
  Controle mechanismen in de cel




32  Vivum ex vivo

"Vivum ex vivo" (Leven komt uitsluitend van leven) - deze door Louis Pasteur geformuleerde uitspraak is tot op heden niet weerlegd.


33  Het Miller-experiment

Honderden zogenoemde Miller-experimenten (oersoep simulaties) konden het toevallig ontstaan van leven nog verklaren nog bewijzen.


34  DNA (Desoxyribonucleïnezuur)

Laboratoriumexperimenten tonen, dat een toevallig ontstaan van DNA onder oersoepomstandigheden en zonder de hulp van een matrix (zoals een levende cel die biedt) niet mogelijk is.


35  Polymeerchemie

Aangezien zich in een denkbeeldige oersoep met zekerheid ook water bevonden heeft, is het onmogelijk, dat zich daarin lange aminozuurketens of zelfs complete eiwitten (proteïnen) zouden hebben kunnen vormen.


36  Chiraliteit

Omdat voor de bouw van een levende cel uitsluitend linksdraaiende aminozuren geschikt zijn, is een toevallig ontstaan van cellen ondenkbaar.


37  Het opvouwen van proteïnen

Er is geen mechanisme bekend, waarmee de correcte opvouwing van proteïnen mogelijk is.


38  Adressering van proteïnen

Een toevallig ontstaan van de juiste adressering van proteïnen in de cel is niet voor te stellen.


39  Productie van  proteïnen

Het mechanisme, dat de productie van proteïnen start en stopt, moet bij elke cel vanaf het begin foutloos zijn.


40  Controle mechanismen in de cel

Controle mechanismen in de cel werken elke soort overschrijdende ontwikkeling tegen, want het leven is fundamenteel op het behoud van de bestaande proteïnen (stasis) ingericht.


Radiometrie en geofysica  |  Menu
terug




Comment this Site!






Marc Pieren wrote:
Stelling 33:
Honderden zogenoemde Miller-experimenten (oersoep simulaties) konden het toevallig ontstaan van leven nog verklaren nog bewijzen.

Dit moet zijn:
Honderden zogenoemde Miller-experimenten (oersoep simulaties) konden het toevallig ontstaan