|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
76 - 83 Informatietheorie
|
Menu | terug |
De sterkste onderbouwing in de wetenschap is altijd dan aanwezig, wanneer men natuurwetten zodanig kan toepassen, dat zij een proces of gebeurtenis uitsluiten.
Natuurwetten over informatie en hun conclusies (1)
In alle levende wezens vinden wij een werkelijk onvoorstelbare hoeveelheid aan informatie. Het gedachtensysteem evolutie kan sowieso alleen dan functioneren, indien er in de materie een mogelijkheid aanwezig zou zijn, dat door toevalsprocessen informatie kan ontstaan. Deze informatie is absoluut noodzakelijk, omdat alle bouwplannen van individuen en alle complexe processen in de cellen (bijvoorbeeld proteïnesynthese) informatiegestuurd verlopen.
De volgende acht stellingen beargumenteren de natuurwetten van de informatie. Deze natuurwetten werden uit waarnemingen verkregen. Zij sluiten uit, dat informatie, en daarom ook de biologische informatie, uit materie en energie zonder de tussenkomst van een intelligente Schepper kan zijn ontstaan. Vereist voor de herkomst van de biologische informatie is een Schepper met wil en bewustzijn.
Wat is een natuurwet?
Van natuurwetten spreekt men, wanneer de algemene geldigheid van wetten, die onze zichtbare wereld betreffen, op reproduceerbare wijze steeds weer bevestigd wordt. Wat betreft hun zeggingskracht genieten zij in de wetenschap het grootst mogelijke vertrouwen.
Natuurwetten ...
- kennen geen uitzondering.
- zijn in de tijd onveranderlijk.
- bestaan onafhankelijk van hun ontdekking en formulering door mensen.
- kunnen steeds succesvol op onbekende situaties worden toegepast.
- beantwoorden de vraag, of een theoretisch concept inderdaad mogelijk is of niet. (Dit is een heel belangrijke toepassing van natuurwetten)
Normaal gesproken verstaan we onder natuurwetten de natuurkundige en de chemische wetten. Tot onze wereld behoren echter ook niet-materiële grootheden zoals bijvoorbeeld informatie, wil en bewustzijn. Wie meent, dat onze wereld alleen met materiële grootheden is te beschrijven, beperkt zijn waarneming.
Met behulp van het hier gepresenteerde concept wordt eerst gepoogd, natuurwetten ook voor niet-materiële grootheden te formuleren. Omdat zij aan dezelfde strenge criteria als de natuurwetten voor materiële grootheden onderworpen zijn, zijn hun conclusies even belangrijk.
Wat is informatie?
Van de Amerikaanse wiskundige Norbert Wiener stamt de veelgeciteerde zin: "Informatie is informatie, noch materie noch energie." Hiermee heeft hij iets heel belangrijks onderkent: informatie is geen materiële grootheid.
|
|
|
Laten we ons een zandvlakte aan het strand voorstellen. Met de vinger schrijf ik enige zinnen in het zand. De inhoud van de informatie is begrijpelijk. Dan wis ik die informatie, doordat ik het zand glad strijk. Nu schrijf ik andere zinnen in het zand. Ik gebruik daarbij dezelfde materie om de informatie weer te geven als zojuist. Door het wissen en opnieuw beschrijven is de massa van het zand geen moment veranderd, hoewel ondertussen verschillende informatie werd gevormd. De informatie zelf is dus massaloos. Dezelfde bespiegeling zouden wij ook met behulp van het opslagmedium van een computer kunnen houden.
Schrijven in zand. |
We stellen daarom vast: Informatie is geen eigenschap van materie.
Norbert Wiener heeft ons gezegd wat informatie niet is. Nu willen we echter weten, wat informatie wel is. Omdat informatie een niet-materiële grootheid is, kan haar ontstaan vanuit materiële processen niet verklaard worden. Welke verklaring is er voor, dat er informatie is? Wat zet ons ertoe aan, een brief, een kaart, een gelukwens, een dagboek of een notitie te schrijven? Het belangrijkste vereiste daarvoor is onze eigen wil of die van onze opdrachtgever. Informatie berust altijd op de wil van een zender, die de informatie geeft. Zij is geen constante; doelbewust kan zij toenemen en door storende invloeden kan zij veranderd of vernietigd worden.
Wij stellen vast: Informatie ontstaat alleen door de wil (doelbewust).
Definitie van informatie zoals bij natuurwetten
Om de natuurwetten van de informatie te kunnen beschrijven, heeft men een geschikte en precieze definitie nodig, om eenduidig te kunnen beslissen, of een onbekend systeem onder de definitie valt of niet.
De volgende definitie geeft ons een zekere indeling: Van informatie is sprake, als in een waarneembaar systeem alle volgende vijf hiërarchische niveaus voorkomen: statistiek, syntaxis, semantiek, pragmatiek, apobetiek.
Statistiek (tekens): Er moeten tekens beschikbaar zijn voor concrete weergave (bijvoorbeeld letters, magnetisering op een harde schijf, DNA-basenparen, natuurtonenreeks), die statistisch verwerkt kunnen worden. Met welke letters (bijvoorbeeld a, b, c [...] z of G, C, A en T) wordt gewerkt? Met welke frequentie komen bepaalde letters en woorden voor? De wiskundige en grondlegger van de informatietheorie Claude Elwood Shannon heeft een concept ontwikkeld, dat slechts dit onderste niveau bevat (2) (3).
Syntaxis (code): De tekens worden volgens bepaalde syntactische regels van grammatica samengesteld. Op dit tweede niveau gaat het slechts om de tekensystemen zelf (code) en om de regels voor de aaneenschakeling van tekens en tekenreeksen (grammatica, woordenschat), waarbij dit onafhankelijk van een of andere betekenis gebeurt.
Semantiek (betekenis): Tekenreeksen en syntactische regels vormen de noodzakelijke vereiste om informatie weer te geven. Het belangrijkste van door te geven informatie is de semantiek, de daarin opgeslagen boodschap, de uitspraak, de bedoeling, de betekenis. Zo staat bijvoorbeeld "GGA" in het codesysteem van levende cellen plaatsvervangend voor een Glycine-molecuul.
Pragmatiek (wil): Informatie roept op tot handelen. Hierbij speelt het bij onze beschouwing geen rol, of de informatieontvanger volgens de bedoeling van de informatiezender handelt, tegenovergesteld reageert of er helemaal niet op ingaat. Elke doorgifte van informatie gebeurt met de bedoeling van de zender, bij de ontvanger een bepaalde handeling te veroorzaken.
Apobetiek (doel): Het laatste en hoogste niveau der informatie is de apobetiek (doelaspect, resultaataspect). Het apobetiekaspect van de informatie is het belangrijkste, omdat het naar het doel van de zender vraagt. Het geldt voor elke soort informatie, dat de zender daarmee een doel heeft.
Vier natuurwetten aangaande informatie (NWI)
NWI-1: Een materiële grootheid kan geen niet-materiële grootheid doen ontstaan:
Het is onze algemene ervaring, dat een appelboom appels, een perenboom peren en een distel distelzaden voortbrengt. Evenzo brengen paarden paardeveulens, koeien koekalveren en vrouwen mensenkinderen ter wereld. Op gelijke wijze concluderen wij, dat een materiële grootheid nooit iets niet-materieels doet ontstaan. (In plaats van immaterieel gebruiken wij doorgaans de schrijfwijze "niet-materieel", om de tegenstelling tot materieel nog duidelijker te belichten.)
NWI-2: Informatie is een niet-materiële fundamentele grootheid:
Onze werkelijkheid, waarin wij leven, laat zich in twee fundamenteel te onderscheiden gebieden indelen, namelijk in de materiële en niet-materiële wereld. De materie beschikt over massa, en dit is in een zwaartekrachtsveld weegbaar. In tegenstelling daarmee zijn alle niet-materiële grootheden (bijvoorbeeld informatie, bewustzijn, intelligentie, wil) massaloos. Vergeet echter niet, dat voor opslag en doorgifte van informatie materie en energie noodzakelijk zijn.
NWI-3: In statistische processen kan geen informatie ontstaan:
Statistische processen zijn zuiver natuurkundige of chemische processen, die zonder invloed van een sturende intelligentie verlopen. In zulke processen kan per definitie geen informatie ontstaan.
NWI-4: Informatie kan uitsluitend door een intelligente bron ontstaan:
In tegenstelling tot een mechanische bron beschikt een intelligente bron over bewustzijn. Hij is uitgerust met een eigen wil, is creatief, denkt zelfstandig en werkt doelgericht.
Uit de algemene natuurwet NWI-4 laten zich meerdere afzonderlijke natuurwetten afleiden:
- NWI-4a: Elke code berust op een wederzijdse verbintenis tussen bron en ontvanger.
- NWI-4b: Er bestaat geen nieuwe informatie zonder een intelligente bron.
- NWI-4c: Elke reeks van informatieoverdracht kan worden herleid tot een intelligente bron.
- NWI-4d: De toewijzing van betekenis aan een reeks symbolen is een geestelijk proces, welke intelligentie vereist.
Drie opmerkingen van fundamentele betekenis
- O1: Technische en biologische machines kunnen informatie opslaan, doorgeven, decoderen en vertalen, zonder de code zelf te begrijpen. Deze vallen onder NWI-4.
- O2: Informatie is een niet-materiële basis voor alle technologische en voor alle biologische systemen.
- O3: Opslag van informatie heeft een materieel medium nodig.
Hierna worden met behulp van de natuurwetten der informatie (NWI) acht verstrekkende conclusies getrokken.
Acht verstrekkende conclusies (Stellingen 76 - 83)
De natuurwetten NWI-1 tot NWI-4 hebben wij door ervaring verkregen. Nu kunnen wij hen doelgericht en effectief toepassen. Daarbij komen wij tot acht verstrekkende conclusies, die onze fundamentele vragen beantwoorden.
Omdat deze vragen uitstijgen boven de grenzen, van wat wij wetenschappelijk kunnen doen en denken, hebben wij een hogere informatiebron nodig, voor de vereiste grensoverschrijding. Deze hogere informatiebron is de Bijbel. Wij noemen de kort geformuleerde conclusie, daarna onderbouwen wij deze door toepassing van de natuurwetten over informatie en tenslotte geven wij een Bijbelse aanwijzing, die de conclusie bevestigt of daarboven uitgaat.
76 Intelligente informatie 77 Alwetende Bron 78 Machtige Bron 79 Niet-materiële bron 80 Weerlegging van het materialisme 81 Weerlegging van de oerknaltheorie 82 Abiogenese en macro-evolutie 83 Oude en nieuwe Godsbewijzen
|
76 Intelligente informatie
De in alle levensvormen aangetroffen code staat uitsluitend de conclusie tot een intelligente Auteur/Bron van deze informatie toe.
77 Alwetende Bron
Het concept, volgens welke de DNA-moleculen gecodeerd zijn, overtreft alle moderne menselijke informatietechnologieën verregaand en kan zich daarom niet toevallig uit levenloze materie hebben ontwikkeld.
78 Machtige Bron
Het weten, hoe bijvoorbeeld DNA-moleculen kunnen worden geprogrammeerd, is niet voldoende, om leven te laten ontstaan; daartoe is bovendien de vaardigheid noodzakelijk, alle benodigde biomachines te kunnen bouwen.
79 Niet-materiële bron
Omdat zinvolle informatie in essentie een niet-materiële grootheid is, kan zij niet van een materiële grootheid afstammen.
80 Weerlegging van het materialisme
De mens is in staat, informatie te scheppen. Aangezien deze informatie van niet-materiële aard is, kan zij niet afkomstig zijn van ons materiële deel (lichaam).
81 Weerlegging van de oerknaltheorie
De bewering, dat het universum alleen uit een singulariteit tevoorschijn gekomen zou zijn (wetenschappelijk materialisme), is in tegenspraak met de niet-materiële grootheid der informatie.
82 Abiogenese en macro-evolutie
Omdat alle theorieën van de chemische en biologische evolutie vereisen, dat de informatie alleen van materie en energie afkomstig moet zijn, kunnen wij concluderen, dat al deze concepten fout zijn.
83 Oude en nieuwe Godsbewijzen
Uit de informatie volgens natuurwetten in het universum en de profetische informatie van de Bijbel laten zich bewijzen voor het bestaan van God afleiden.
|
Mens en cultuur | Menu |
terug |
(1) Werner Gitt, Am Anfang war die Information, 3. überarbeitete und erweiterte Auflage 2002, Hänssler-Verlag, Holzgerlingen.
(2) Ref. (1), S. 294-311.
(3) Claude E. Shannon, A mathematical theory of communication, Bell System Technical Journal 27, Juli und Oktober 1948, S. 379-423 und 623-656.
|
Comment this Site!
|
|
|
|
|
|